Landgoed Anneville

Anneville is in 1844 gesticht door Prosper Cuypers van Velthoven in de buurtschap Geersbroek (lokaal bekend als Gatbroek). Zoals bij vele landgoederen ligt de oorsprong van het landgoed bij een pachtboerderij, waar de eigenaar een zogenaamde Herenkamer liet aanbouwen. In 1851 werd een aanvang gemaakt met de bouw van het landhuis, naar het ontwerp van de architect Antoine Trappeniers.

Tot de jaren twintig is het huis gebruikt voor bewoning door de eigenaren. Vervolgens werd Anneville gehuurd door de Bredase hotelier Coumans, die van Anneville een hotel-restaurant en theeschenkerij maakte. Dit gebruik heeft tot 1955 geduurd, met een korte onderbreking tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog. In de laatste maanden van de oorlog werd Anneville door de Duitsers gevorderd en gebruikt als bakkerij, met name rond het Koetshuis. Na de bevrijding van Zuid-Nederland was Anneville tot en met april 1945 het verblijf van Z.K.H. Prins Bernhard, toen deze zijn hoofdkwartier in Breda had. Na zijn vertrek werd Anneville op 3 mei 1945 voor ongeveer zes weken de residentie van H.M. Koningin Wilhelmina.

Hier bereikte haar het nieuws van de capitulatie van de Duitsers in Nederland. Anneville werd daarop het toneel van enkele grote defilés door onder andere de bewoners van Breda en omgeving en van de buurtschap Geersbroek. Haar verblijf werd afgesloten met een feest voor diezelfde buurtschap. Het Koetshuis deed in deze periode dienst als legering voor de wacht en als garage. Ten behoeve van dit gebruik is het in 1944 door de Engelsen vergroot. Vervolgens werd het gebruik als hotel-restaurant hervat.

Vanaf 1992 is het landhuis na een renovatie verhuurd als kantoor en woonhuis. In 1997/98 is het Koetshuis grotendeels gerestaureerd en gerenoveerd tot het congrescentrum Koetshuis Anneville. In 2000 zijn de werkzaamheden aan het landhuis afgerond met de restauratie van het dak. De familie de Constant Rebecque, eigenaar van Anneville, woont nog steeds op het landgoed.

 

Landgoed Luchtenburg

Landgoed Luchtenburg is in 1518 ontstaan toen Graaf Hendrik III van Nassau grond uitgaf aan zijn rentmeester Hendrik Montens. Het gebied bestond destijds uit bossen, vennen en vormde een geheel met de landgoederen Valkenberg en Hondsdonk. De Tiendschuur is het oudste gebouw, vermoedelijk uit 1524, de boerderij is een stukje jonger. Het klassieke landhuis dateert van ongeveer 1700 en is later geregeld aangepast.

Tot 1650 bleef het landgoed in handen van de nazaten van Montens. Daarna ging Luchtenburg regelmatig over in andere handen. Zo werd het landgoed gehuurd door een Ginnekense schepen, door een baron, maar ook door door de feministische schrijfster Elise van Calcar-Schiotling die op Luchtenburg onder meer het boek ‘Eene star in den nacht’ heeft geschreven en die in 1851 op het landgoed een zondagsschool opende voor arme kinderen.

In 1972 kocht grafisch ontwerper Kees Zwart het landgoed. Hij restaureerde de opstallen, deels met provinciale subsidie en huisvestte zijn bureau in de boerderij. Zwart overleed in 2016.
Eind 2019 is het landgoed in erfpacht verkocht

Landgoed Hondsdonk

Landgoed Hondsdonk stamt waarschijnlijk uit de eerste helft van de 14e eeuw. Het handelt hier nog om een hoeve. De hoeve Honsdonc is dan in het bezit van Claeus van Oekel. In 1364 wordt de nalatenschap van Claeus van Oekel verdeeld, waarbij de Hondsdonk bij Peter van Gageldonk terechtkomt. In het midden van de vijftiende eeuw is het goed in bezit van Willem Bodt, die voor 1470 overleed. Diens dochter trouwt met ene Van Lyer. Van 1499 tot 1531 behoort de hoeve toe aan Jan van Lier. De hoeve brandt rond 1625 af, en wordt niet meer op dezelfde plaats opgebouwd.

Landgoed Ulvenhart

In de 16e eeuw stond op dit landgoed al herberg De Jager. De broeders van de Vrijmetselarij plantten hier de huidige Beukenkathedraal; de inmiddels oeroude beukenbomen vormen samen een passer, symbool voor spiritualiteit. De Beukenkathedraal is nog steeds in al haar glorie te bewonderen. Vanaf 2005 zijn alle gebouwen op het terrein van Landgoed Ulvenhart gerestaureerd. Bij het graven van de bouwput van de Hooimijt werden de sporen van een wel, een bron, zichtbaar in het zand.

Bronvermelding: Wikipedia, IVN, wandelpaden Ulvenhart